Zonnebloem Op De Rug

Klimaatverandering noopt tot aanpassingen

Het wordt droger, warmer, natter en de zeespiegel gaat stijgen. Dat gaat een grote impact hebben op de toekomst van de landbouw. Ook in Gelderland wordt volop gedacht en gewerkt met manieren hoe daar als boer op te anticiperen. Natuurinclusief boeren helpt vanwege een grote aandacht voor de bodem. Nadenken over andere gewassen, meer focus op het voor- en najaar; het is maar een greep uit de mogelijkheden. “Op lange termijn ga je het als boer zonder aanpassingen niet redden.”   

Het klimaat verandert. De statistieken van onder andere het KNMI spreken boekdelen, maar als boer heb je die niet nodig om te weten dat het weer extremer is geworden. Langdurige perioden van droogte en nattigheid wisselen elkaar af. De warme, hete zomers van vooral 2018 en 2019 heeft menige boer nog vers in het geheugen. Zeker op de droogtegevoelige zandgronden in Oost Gelderland moesten op een gegeven moment de koeien naar binnen; er groeide niks meer.

Hoe ga je hier als boer mee om? Wat kun je doen? Kún je er überhaupt wel wat aan doen; beregenen wordt immers ook steeds meer aan banden gelegd. Klimaatadaptatie is het woord waar het hier om draait; aanpassen aan het geleidelijk veranderende klimaat. Op landelijke schaal wordt dit serieus opgepakt: klimaatverandering is in het laag gelegen Nederland immers een grote bedreiging. Er is een landelijk kennisplatform opgetuigd, bomvol bestuurlijke, praktische en inhoudelijke kennis hoe zich op de lange termijn voor te bereiden op klimaatverandering. En nog onder LNV-minister Carola Schouten is het ‘actieprogramma Klimaatadaptatie landbouw’ opgezet. Het samen met LTO, gemeenten, provincies, waterschappen en verzekeraars opgezette landelijke actieplan kent 5 pijlers: watersysteem, bodemsysteem, gewassen en teeltsystemen, veehouderij en als laatste wat wordt genoemd ondersteunende instrumenten: regionale aanpak, kennis & innovatie en  risicomanagement.

Natuurinclusieve oplossingen

Daan Verstand is onderzoeker klimaatbestendigheid bij Wageningen Environmental Research (WER) met als specialiteit klimaatadaptatie in het landelijk gebied op basis van wat hij noemt natuurlijke oplossingen. “Dat zijn oplossingen die iets opleveren voor maatschappij én natuur. Neem Ruimte voor Rivieren, dat is een groene, natuurlijke oplossing. We hadden ook kunnen kiezen voor het simpel verhogen van de dijken, de grijze oplossing”, zo legt hij uit. Het gaat er volgens hem om bewust in te zetten op het activeren van natuurlijke processen. Precies datgene waar natuurinclusieve landbouw voor staat. 

Klimaatadaptatie is voor Verstand zo klaar als een klontje: “Op lange termijn ga je het als boer zonder aanpassingen niet redden.” Nu klinkt die uitspraak spannender dan ze is; boeren passen zich immers voortdurend aan, al naar gelang de veranderende omstandigheden. Toch ziet Verstand wel degelijk een oplopende urgentie. Het KNMI schetste volgens hem vorig jaar vier trends die zich steeds nadrukkelijker manifesteren: drogere zomers, nattere winters, hitte(stress) en zeespiegelstijging (verzilting). “De extremen nemen toe, net zoals de frequentie. Daar zul je als boer wat mee moeten doen.”

Drie adaptatieniveaus

Verstand onderscheidt drie adaptatie-niveaus. De eerste zijn relatief eenvoudige maatregelen op de korte termijn. Denk aan het zuiniger omgaan met water door efficiënter te beregenen. Zo kun je sensoren en beslissingsondersteunende systemen inzetten, elektronische kanonsproeiers. Maar in windrijke gebieden de combinatie van een haspel met een sproeiboom. En natuurlijk ’s nachts sproeien, al is dat wel een extra belasting voor de boer. Een andere eenvoudige maatregel, die op diverse plekken in de Achterhoek is toegepast, is druppelirrigatie of bevloeiing.

Het tweede adaptatieniveau is meebewegen. “Neem mais, die krijgt de komende jaren veel last van droogte. Je zou eens kunnen experimenteren door een hoekje in te zaaien met bijvoorbeeld Sorghum of een ander gewas dat minder droogtegevoelig is.” Of maak gebruik van meer droogteresistente maisrassen waar de veredelaars druk mee bezig zijn. Maar in sommige gebieden volstaan eenvoudige maatregelen en meebewegen niet voorspelt de WER-onderzoeker en komt het 3e adaptatieniveau in beeld: transformatie. En dat is dichterbij dan je denkt.

Op de site klimaatadaptatienederland.nl staat onder andere een interactieve klimaatatlas. Hier is bijvoorbeeld te zien hoeveel tropische dagen (temperatuur boven de 30°C) Nederland tegemoet kan zien in 2050.

De eerste afbeelding is de huidige situatie, de tweede afbeelding toont het aantal tropische dagen onder de noemer ‘2050 Laag’; het laagste scenario geschetst door het KNMI.

De derde afbeelding laat zien dat delen van Limburg en Brabant bij het scenario ‘2050 Hoog’ met meer dan 18 tropische dagen per jaar te maken zullen krijgen.

Bron: https://www.klimaateffectatlas.nl/nl/

Zo schetst Verstand de situatie op Schouwen-Duiveland. Voor zoet water zijn de boeren daar volledig afhankelijk van regenwater. “Er zijn nu gesprekken gaande om een zoetwaterleiding aan te leggen vanuit de Biesbosch. “Als die er niet komt is het huidige verdienmodel voor met name akkerbouwers niet langer haalbaar. Simpel omdat het jaarlijks 20 tot 30% schade oplevert. De akkerbouw zal dan moeten transformeren.” Maar ook in de Veenweidegebieden is volgens hem transformatie dichterbij dan je denkt. Iets waar boeren in het Friese veenweidegebied al een tijd mee bezig zijn. Door de grondwaterstijging wordt er al met lisdodde voor biobased bouwmaterialen en cranberryteelt voor voedsel geëxperimenteerd. En er zou ook aan veenmos of houtproductie gedacht kunnen worden.

Urgentiegevoel

Wat klimaatadaptatie lastig maakt is het gevoel van urgentie. “Het kan best zijn dat we nu vijf klimatologisch normale jaren krijgen. Waardoor boeren denken: zie je wel, het loopt zo’n vaart niet.” Toch spoort Emma Knol, WUR-projectleider van de klimaat stresstest open teelten (akkerbouw), boeren aan te experimenteren door bijvoorbeeld een hoekje in te zaaien met een gewas dat minder droogtegevoelig is. Knol werkt verder met onder andere LTO, BO Akkerbouw, Verbond van Verzekeraars aan een online applicatie (website), waarbij je als boer kunt aangeven waar je boert en wat je bouwplan is. Het programma rekent dan uit welke schade je gaat ondervinden in 2050, gebaseerd op de klimaatmodellen van het KNMI en de Waterwijzer Landbouw. Er komt dan ook een set aan te nemen maatregelen bij te staan. Doel van de stresstest, die volgend jaar klaar moet zijn, is om de risico’s van klimaatverandering concreet te maken. De aardappelteelt is bijvoorbeeld veel gevoeliger voor klimaatverandering dan wintertarwe om maar wat te noemen. En om akkerbouwers en adviseurs te helpen hoe je, afhankelijk van de plek waar je boert, het best kunt anticiperen op klimaatverandering.     

Vido bij deelnemer projec KLIMEA

In bovenstaande laat melkveehouder Wilry Giesen uit Vethuizen zien hoe hij in het kader van het project KLIMEA dripslangen toepast. Om de twee rijen mais wordt er water, al dan niet met stikstofmeststof, gedruppeld als antwoord op steeds hetere, drogere zomers.

Adaptatie nog in ‘kinderschoenen’

Hoewel het gewas gras wel in de te ontwikkelen stresstest voor open teelten staat, is het toch vooral een tool voor akkerbouwers. Toch zit de melkveehouderij ook niet stil. Zo leidt Marion de Vries, werkzaam bij Wageningen Livestock Research, het PPS-project KLIMEA dat zich toespitst op klimaatadaptatie van de melkveehouderij in de Achterhoek. Het project heeft twee doelen: inzichtelijk maken welke impact is te verwachten voor de melkveehouderij in de Achterhoek door klimaatverandering? En hoe kunnen bedrijven zich aanpassen? Uit een eerste enquête onder de leden van toen nog VKA (Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers) bleek dat de Achterhoekse melkveehouders op verschillende manier reageerden op de droge jaren 2018 -2020. Zowel op gras- als op maisland gingen meer veehouders beregenen en er moest meer ruwvoer worden aangekocht om de tekorten te compenseren. Op het moment van de enquête (2022) deden nog weinig bedrijven aan water vasthouden, zoals met stuwtjes of peilgestuurde drainage. Maar dat is snel aan het veranderen. Met name de inzet van boerenstuwtjes, meestal in samenwerking met waterschap Rijn & IJssel, neemt toe. Verder heeft 31% van de bedrijven drainage voor waterafvoer, maar slechts een fractie gebruikt de drains ook voor watertoevoer. Het overheersende beeld was volgens De Vries dan ook dat veel melkveebedrijven nog niet de noodzaak inzagen hun bedrijf aan te passen aan veranderende klimatologische omstandigheden. “Best veel bedrijven antwoordden: nog maar even afwachten”, vat de onderzoekster samen. Volgens haar staat klimaatadaptatie in de melkveehouderij dan ook nog in ‘de kinderschoenen.’ Er is vooral sprake van wat ze noemt reactieve klimaatadaptatie. Ruwvoer aankopen als er een tekort is als preventieve maatregel, meer beregenen, dat soort zaken. Wat klimaatadaptatie volgens De Vries moeilijk maakt zijn de onzekerheden. "Hoe snel verandert het klimaat en in hoeverre treft dat mijn bedrijf?” Toch zou het volgens haar goed zijn om meer preventief actie te ondernemen om te anticiperen op weersextremen. “Denk aan stuwtjes, andere grassen, of meer kruidenrijk op bepaalde percelen. Maar denk ook eens na over het telen van wintergewassen als wintertarwe, die productief zijn in het vroege voorjaar, op het moment dat er nog voldoende vocht beschikbaar is. Op De Marke wordt daar met onderzoek nu serieus naar gekeken.”

Ervaringen Zuid Franse boer

Ze verwijst naar een online ontmoeting die de KLIMEA-boeren onlangs hadden met Wim en Addy Hoogendoorn die sinds augustus 2001 een melkveebedrijf met 250 koeien en 150 ha hebben in het Zuid-Franse Armillac. De klimatologische omstandigheden daar zullen we, zo voorspelt het KNMI, ook steeds meer in Nederland gaan krijgen. Hoe gaat Hoogendoorn daar nu al mee om? Het meest opvallende is dat hij zich qua ruwvoerwinning focust op het voorjaar; de 1e twee snedes. Verder is er volgens de Nederlandse Fransman veel winst te behalen in realisatie van een hoger organisch stofgehalte in de bodem. Met de inzet van andere gewassen heeft hij verschillende ervaringen. Luzerne is een lastige teelt, dat op het ene perceel beter gedijd dan het andere. Verder gebruikt hij triticale (deels korrel, deels stro). Klaver en kruiden? “Het is hier in de zomer zó droog, dan blijft er ook daar niks van over”, zo vertelde hij. Sorghum heeft hij geprobeerd, maar is er mee gestopt. “Het trekt de bodem leeg en de zwijnen zijn er dol op.”

In een KLIMEA-literatuurstudie van september 2023 staat een lijst van 28 mogelijke maatregelen om de nadelige gevolgen van klimaatverandering voor de ruwvoerproductie te verminderen.

Bron: https://edepot.wur.nl/634704

Bodem is essentieel

Voor De Vries staat als een paal boven water dat een gezonde, kwalitatieve bodem ‘essentieel is’ voor een goede vochthuishouding (wateroverlast én droogte). Maar ook de inzet van kruidenrijk grasland of de inzet van andere grassen of gewassen, het zijn allemaal elementen die kunnen bijdragen aan meer klimaatadaptatie. In een literatuurstudie van september vorig jaar komt KLIMEA tot een mooie lijst van maar liefst 55 maatregelen die melkveehouders kunnen nemen om de nadelige gevolgen van klimaatverandering te verminderen (zie beide tabellen). 

De komende tijd organiseert Klimea een aantal webinars over klimaatadaptatie. Klik hier voor meer informatie over de webinars. 

In dezelfde KLIMEA-literatuurstudie staan ook 27 te nemen maatregelen om de nadelige gevolgen van hitte voor melkvee te verminderen.

Bron: https://edepot.wur.nl/634704